1. De allereerste Nederlandse zin is
eigenlijk een .......
2. Hier woonden (en wonen) monniken
en nonnen bij elkaar.
3. Hier werd vroeger mee geschreven.
5. Als de punt van de 'pen' wat bot werd,
moest de monnik hem .....
6. In deze taal schreven de monniken
meestal.
7. Stukje tekst wat geschreven werd, om
de nieuwe punt van de pen even 'uit te
proberen.'